zaterdag 14 december 2013

Elektriciteit: antwoorden


Vragen en antwoorden

  1. Bespreek de oorsprong van de term elektriciteit.
    Dit woord komt van het Griekse woord voor barnsteen; electron.
  2. Wat is de relatie tussen barnsteen en elektriciteit?
    Door een stuk barnsteen over een wollen lap te wrijven, bekomt men elektriciteit.
  3. Is elektriciteit een menselijke uitvinding?
    neen, de mens leerde het wel opwekken, beheersen en gebruiken
  4. Komt elektriciteit ook in de natuur voor? Illustreer met 3 voorbeelden.
    ja, vb de bliksem, vissen, vliegen
  5. Teken het symbool voor elektrocutiegevaar.
  6. Teken de molecule H2O.
  7. Hoe noemt men het kleinste deeltje van een moleculaire stof dat nog alle chemische eigenschappen van deze stof bevat?
    een molecule
  8. Hoe noemen we de deeltjes van een molecule?
    atomen
  9. Hoe noemen we de deeltjes van een atoom?
    neutronen en protonen in de kern, elektronen in rondcirkelende banen.
  10. Bespreek d lading van de onderdelen van een atoom.
    neutronen (neutraal) en protonen (positief)  in de kern, elektronen (negatief) in rondcirkelende banen.
  11. In welke toestand zitten atomen meestal in de natuur?
    neutraal, evenveel protonen als elektronen
  12. Wat gebeurt er als je bij een atoom een electron wegneemt?
    het atoom wordt positief geladen
  13. Hoe noemt men en positief geladen atoom?
    een positief ion
  14. Wat gebeurt er indien je een positief geladen ion in de nabijheid van een negatief geladen ion brengt?
    Dan verplaatsen de elektronen van het negatief geladen ion zich naar het positief geladen ion. Dit zorgt voor een toestand van evenwicht, er ontstaat een stroom van elektronen.
  15. Wat is elektrische stroom?
    het zich verplaatsen van vrije elektronen.
  16. Waar of vals een plaats met teveel elektronen is negatief.
    waar
  17. Hoe loopt de stroomzin?
    In tegenstelling van de richting van de elektronen!!!! een afspraak!!
  18. Waar of vals? Een ampèremeter plaats je in de stroomkring op een geleider..
    waar
  19. Teken een stroomkring met een ampèremeter.
    Kijk of je dit begrijpt.
  20. Waar is het elektrisch evenwicht verbroken?
    bij positief of negatief geladen lichamen
  21. Hoe noemt men het ladingsverschil tussen een positief en een negatief lichaam?
    de elektrische spanning
  22. Hoe groter het ladingsverschil des te groter ....
    het de elektrische spanning
  23. Geef 4 methodieken (+ voorbeeld) om elektrische spanning mee op te wekken.
    magnetisme vb fietsdynamo, licht: vb zonnecel, chemie vb batterijen, warmte vb thermokoppel
  24. Waar of vals? Een voltmeter plaats je in de stroomkring op een geleider.
    vals, voor en na een gebruiker
  25. Ondervinden vrije elektronen weerstand in geleiders en verbruikers?
    ja
  26. Wat is het symbool van weerstand?
    R
  27. Wat is het eenheid van weerstand?
    Ω
  28. Hoe noemt men een fysische component die in belangrijke mate een belemmering tegen stroomdoorgang vormt?
    een verbruiker
  29. Hoe noemt men stoffen die zeer gemakkelijk elektronen vrijgeven?
    geleiders
  30. Geef enkele goede geleiders.
    metalen: koper, aluminium, kwik, ijzer
  31. Hoe noemt men stoffen die zeer moeilijk elektronen vrijgeven?
    isolatoren
  32. Geef enkele goede isolatoren.
    papier, olie, glas, wol, PVC, lucht, zijde

Elektriciteit: vragen

  1. Bespreek de oorsprong van de term elektriciteit.Wat is de relatie tussen barnsteen en elektriciteit?
  2. Door een stuk barnsteen over een wollen lap te wrijven, bekomt men elektriciteit.
  3. Is elektriciteit een menselijke uitvinding?Komt elektriciteit ook in de natuur voor? Illustreer met 3 voorbeelden.
  4. Teken het symbool voor elektrocutiegevaar.
  5. Teken de molecule H2O.
  6. Hoe noemt men het kleinste deeltje van een moleculaire stof dat nog alle chemische eigenschappen van deze stof bevat?Hoe noemen we de deeltjes van een molecule?
  7. atomen
  8. Hoe noemen we de deeltjes van een atoom?Bespreek d lading van de onderdelen van een atoom.
  9. neutronen (neutraal) en protonen (positief)  in de kern, elektronen (negatief) in rondcirkelende banen.
  10. In welke toestand zitten atomen meestal in de natuur?Wat gebeurt er als je bij een atoom een electron wegneemt?
  11. Hoe noemt men en positief geladen atoom?
  12. Wat gebeurt er indien je een positief geladen ion in de nabijheid van een negatief geladen ion brengt?
  13. Wat is elektrische stroom?
  14. Waar of vals een plaats met teveel elektronen is negatief.
  15. Hoe loopt de stroomzin?
  16. Waar of vals? Een ampèremeter plaats je in de stroomkring op een geleider..
  17. Teken een stroomkring met een ampèremeter.
  18. Waar is het elektrisch evenwicht verbroken?
  19. Hoe noemt men het ladingsverschil tussen een positief en een negatief lichaam?
  20. Hoe groter het ladingsverschil des te groter ....
  21. Geef 4 methodieken (+ voorbeeld) om elektrische spanning mee op te wekken.
  22. Waar of vals? Een voltmeter plaats je in de stroomkring op een geleider.
  23. Ondervinden vrije elektronen weerstand in geleiders en verbruikers?
  24. Wat is het symbool van weerstand?
  25. Wat is het eenheid van weerstand?
  26. Hoe noemt men een fysische component die in belangrijke mate een belemmering tegen stroomdoorgang vormt?
  27. Hoe noemt men stoffen die zeer gemakkelijk elektronen vrijgeven?
  28. Geef enkele goede geleiders.Hoe noemt men stoffen die zeer moeilijk elektronen vrijgeven?
  29. Geef enkele goede isolatoren.

Wet van Ohm: Vragen

Enkele vragen met antwoorden

  1. De stroom is recht evenredig met ................. Illustreer aan de hand van een formule.
  2. De stroom is omgekeerd evenredig met ................................. Illustreer aan de hand van een formule.
  3. Geef de wet van Ohm.
  4. Wat is de grootheid van elektrische stroom?
  5. Wat is de grootheid van spanning?
  6. Wat is de grootheid van weerstand?
  7. Wat is de eenheid van elektrische stroom?
  8. Wat is de eenheid van elektrische spanning?
  9. Wat is de eenheid van weerstand?
  10. Vul aan met woorden. stroom (I)=
  11. Vul aan de vloeistofstroom in een hydraulische kring wordt veroorzaakt door..... Illustreer dit met een formule. Maak ook de vergelijking met de elektrische stroom en illustreer het met een formule.
  12. Wat gebeurt er in een weerstand, als je de spanning 5 x verkleind?

Wet van Ohm: Antwoorden

Enkele vragen met antwoorden

  1. De stroom is recht evenredig met ................. Illustreer aan de hand van een formule.
    de spanning, I=U/R
  2. De stroom is omgekeerd evenredig met ................................. Illustreer aan de hand van een formule.
    de weerstand, I=U/R
  3. Geef de wet van Ohm.
    U=I*R of R=U/I of I=U/R
  4. Wat is de grootheid van elektrische stroom?
    I
  5. Wat is de grootheid van spanning?
    U
  6. Wat is de grootheid van weerstand?
    R
  7. Wat is de eenheid van elektrische stroom?
    A
  8. Wat is de eenheid van elektrische spanning?
    V
  9. Wat is de eenheid van weerstand?
    Ω = griekse letter ommega
  10. Vul aan met woorden. stroom (I)=
    spanning (U) gedeeld door weerstand (R)
  11. Vul aan de vloeistofstroom in een hydraulische kring wordt veroorzaakt door..... Illustreer dit met een formule. Maak ook de vergelijking met de elektrische stroom en illustreer het met een formule.
    De vloeistofstroom is de pompdruk gedeeld door de belemmeringen.
    De elektrische stroom is de spanning gedeeld door de weerstand
  12. Wat gebeurt er in een weerstand, als je de spanning 5 x verkleind?
    de stroomsterkte zal ook met 5 x verkleinen

De stroomkring: vragen

De elektrische stroomkring

Enkele kennismakingsvragen:
  1. Geef 2 voorbeelden waar men elektriciteit op zichzelf gebruikt.
  2. Gebruikt men normaal elektriciteit op zichzelf?
  3. Wat gebeurt dan in alle andere gevallen, dus niet bij elektrische stoel, in de geneeskunde (kiné), waar men elektriciteit niet op zichzelf gebruikt?
  4. Waar gebeurt de omzetting in een bruikbare vorm?
    Dit gebeurt in de verbruiker.
  5. Waarin kan elektriciteit omgezet worden? In welke bruikbare vormen?licht
  6. Geef een toepassing met meerdere omzettingen en leg uit.
  7. In alle elektrische machines kan je een .................................. kring terugvinden. Vul aan
  8. Geef de 5 elementen uit een eenvoudige elektrische stroomkring.
  9. Teken het schema van een volledige stroomkring. met de juiste symbolen.
    tekenen en opzoeken op Google
  10. Geef 1 term voor een toestel dat elektrisch spanning opwekt.een bron
  11. Welke soorten spanning kan een bron opwekken? Illustreer telkens een voorbeeldgelijkspanning (vb batterij), wisselstroomspanning (vb netstroom)
  12. Waarmee gaat de elektricien meestal een bron en een verbruiker verbinden?met een 
  13. Hoe noemt men een toestel dat elektrische energie omzet in een bruikbare vorm van energie?
  14. Teken de symbolen een verbruiker in het algemeen en van een lamp.
  15. Geef een term voor: machine die de stromingsenergie van een vloeistof of gas omzet in mechanische energie door middel van een roterend schoepensysteem. Deze mechanische energie kan gebruikt worden om een andere machine of een elektrische generator aan te drijven.
  16. Teken een elektrische kring en een hydraulische kring. Benoem alle delen.tekenen en vergelijken
  17. Geef de term in een hydraulische kringloop voor: schakelaar, spanning, weerstand, elektrische stroom, elektrische bedrading, elektronen.
  18. Vul aan: de kring moet open of gesloten zijn om water te kunnen leveren?
  19. Vul aan: de kring moet open of gesloten zijn om stroom te kunnen leveren?
  20. Wanneer is een bron onbelast?
  21. Waar of vals: spanning kan aanwezig zijn zonder stroom.
  22. Waar of vals: stroom kan aanwezig zijn zonder spanning.
  23. Wat is de oorzaak spanning of stroom?
  24. Waartegen beschermt een veiligheid in een stroomkring?
  25. Wat beschermt een veiligheid in een stroomkring?
  26. Wat doet een veiligheid bij een te grote stroom?

vrijdag 13 december 2013

De stroomkring: Antwoorden

De elektrische stroomkring

Enkele kennismakingsvragen:
  1. Geef 2 voorbeelden waar men elektriciteit op zichzelf gebruikt.
    elektrische stoel, in de geneeskunde (kiné)
  2. Gebruikt men normaal elektriciteit op zichzelf?
    neen, bijna nooit, 2 uitzonderingen: elektrische stoel, in de geneeskunde (kiné)
  3. Wat gebeurt dan in alle andere gevallen, dus niet bij elektrische stoel, in de geneeskunde (kiné), waar men elektriciteit niet op zichzelf gebruikt?
    elektriciteit wordt omgezet, in een bruikbare vorm
  4. Waar gebeurt de omzetting in een bruikbare vorm?
    Dit gebeurt in de verbruiker.
  5. Waarin kan elektriciteit omgezet worden? In welke bruikbare vormen?licht
    warmte
    beweging
    straling
    chemische reactie
  6. Geef een toepassing met meerdere omzettingen en leg uit.
    een wasmachine, naar warmte en naar beweging
  7. In alle elektrische machines kan je een .................................. kring terugvinden. Vul aan
    een elektrische stroomkring
  8. Geef de 5 elementen uit een eenvoudige elektrische stroomkring.
    de bron, de geleider, de verbruiker, de schakelaar, de veiligheid
  9. Teken het schema van een volledige stroomkring. met de juiste symbolen.
    tekenen en opzoeken op Google
  10. Geef 1 term voor een toestel dat elektrisch spanning opwekt.een bron
  11. Welke soorten spanning kan een bron opwekken? Illustreer telkens een voorbeeldgelijkspanning (vb batterij), wisselstroomspanning (vb netstroom)
  12. Waarmee gaat de elektricien meestal een bron en een verbruiker verbinden?met een geleider, meestal koperdraad
  13. Hoe noemt men een toestel dat elektrische energie omzet in een bruikbare vorm van energie?een verbruiker 
  14. Teken het symbolen een verbruiker in het algemeen en van een lamp.
  15. Geef een term voor: machine die de stromingsenergie van een vloeistof of gas omzet in mechanische energie door middel van een roterend schoepensysteem. Deze mechanische energie kan gebruikt worden om een andere machine of een elektrische generator aan te drijven.
    een turbine
  16. Teken een elektrische kring en een hydraulische kring. Benoem alle delen.tekenen en vergelijken
  17. Geef de term in een hydraulische kringloop voor: schakelaar, spanning, weerstand, elektrische stroom, elektrische bedrading, elektronen.
    schakelaar (kraan), spanning (druk, bar of pascal), weerstand (belemmering), elektrische stroom (debiet), elektrische bedrading buizen), elektronen (watermoleculen)
  18. Vul aan: de kring moet open of gesloten zijn om water te kunnen leveren?
    kraan open
  19. Vul aan: de kring moet open of gesloten zijn om stroom te kunnen leveren?
    schakelaar gesloten
  20. Wanneer is een bron onbelast?
    als de kring open is
  21. Waar of vals: spanning kan aanwezig zijn zonder stroom.
    waar
  22. Waar of vals: stroom kan aanwezig zijn zonder spanning.
    vals
  23. Wat is de oorzaak spanning of stroom?
    spanning
  24. Waartegen beschermt een veiligheid in een stroomkring?
    tegen tegen te grote stroom
  25. Wat beschermt een veiligheid in een stroomkring?
    de geleiders en de verbruikers
  26. Wat doet een veiligheid bij een te grote stroom?
    de kring onderbreken
  27. Hoe gaat buiten de spanningsbron de conventionele stroomzin?van + naar -
  28. Hoe is de stroomzin binnen de spanningsbron?van - naar 
  29. Waar tekent men de stroomzin in een stroomkring?pijl op de geleiders
  30. Hoe gaat buiten de spanningsbron de spanningspijl? Waar tekent men de pijl?tegengesteld aan de stroompijl, naast het symbool
  31. Teken een stroomkring, Duid de stroom en spanningspijl aan. Binnen de bron , de geleiders en de verbruikers.